zaterdag 20 augustus 2011

Openbare vervoering

Toen ze de deur dichtsloeg en buiten stond, had ze geen idee meer waar ze was. Ze wist niet in welke wereld ze nu was gestapt en ze wist niet welke kant ze op moest. Het zag er hetzelfde uit als toen ze hier aangekomen was. De brede straat, het water, de huizen, de brug, het gras, de bomen, maar ze kon het niet meer herkennen. Het bedrijf op de hoek. Ze liep zomaar een kant op, omdat het eerste dat in haar opkwam was dat ze weg moest. Hoe dan ook, weg van hier. Dan zou ze vanzelf thuiskomen. Maar toen ze eenmaal weg was, had ze het gevoel dat ze nóg verder weg was. Ze pakte haar telefoon alsof het haar laatste redding was. "Wat zie je?" Ze vertelde dat ze niets zag, alleen maar wegen en auto’s en ze stond er middenin. Niemand die haar zag. Ze stond overal buiten. "Kun je me niet op komen halen?" "Nee, ik kan je niet ophalen als ik niet weet waar je bent." Ze zag alleen maar auto’s die voorbij flitsten. Ze snapte niet waar ze allemaal naartoe gingen. Het leek allemaal zinloos. Het zag er belachelijk uit, al die auto’s, alsof ze allemaal een doel hadden. Iedereen had een doel dat haar voorbij schoot. En zo snel. Ze huilde en lachte door de telefoon dat het belachelijk was. En dat er ook een bus was. Heel ver. Een bus. Hij stopte aan de overkant. "Dan moet je naar die halte gaan en dan kom je met de bus naar huis. Kijk eens bij de halte welke bussen daar vertrekken." De stem aan de andere kant van de telefoon leek van ver te komen, maar ze kon niets anders bedenken dan ernaar te luisteren. Ja, dat kan wel, dacht ze, maar hoe kom ik daar? Ze kon niet zomaar door alle auto’s. "Het is hier heel druk, ik snap er niets van!" Ze ging op de grond zitten, midden op het trottoir, en ze voelde de koude tegels. Ze ging liggen, op haar rug, tot ze zichzelf zag. Er was geen sneeuw, maar het was wel koud. Naast de stoeptegels lag een strook gras, dat zag er comfortabeler uit. Ze ging in het gras zitten, in de berm, naast de weg. De stem aan de telefoon was weg. Zorgvuldig stopte ze de telefoon in haar tas. Ze checkte wel tienmaal of de tas dicht zat. Ze observeerde de auto’s, de straat. Ze sloeg haar armen om haar knieën. Heel rustig zat ze daar. Ineens was de overkant er, ze stapte in de bus. De chauffeur zei dat hij naar het station ging. Ze wist waar het station was. Dat had ze gevraagd. Als ze daar was, zou ze het wel weer snappen. Ze ging zitten en zag de wereld voorbij flitsen door het raam. De wegen die ze niet herkende. Thuis hoorde ze de stem die ze gebeld had. Het maakte niet uit. De stem ging weg. Ze was alleen, maar thuis. Ze dronk energiedrank en luisterde muziek terwijl ze de hele nacht doorwerkte.


vrijdag 12 augustus 2011

De aanraking

Kun je horen
Hoe de muziek zweeft
In de deeltjes
Van de lucht
Het stof

Kun je zien
Hoe ze trillen
De tonen
In de sfeer
Mos

Kun je voelen
Hoe de kleuren mengen
In ons samenzijn

Los