woensdag 16 december 2015

Mijn woede is een wens

Je hebt geen idee hoe ik aan je denk, vandaag. Hoe vurig. Hoe de tranen in mijn kop kunnen springen (ja, je zou wel lachen als ik dat zo zei, zo zoals wij). Ik ga wel verder als het mag: hoe de tranen in mijn kop kunnen springen als ik denk aan hoe jij daar bent en ik hier. Het hoe. Aan hoe ik je onmogelijk bereiken kan. Hoe ik dat geprobeerd heb, maar staken moest. Maar vooral: hoe ik de pijn voel in mijn lijf - vanbinnen bij mijn hart, mijn buik, de organen diep verstopt - als ik denk aan hoe jíj je voelen moet. Als ik denk aan wat je zegt, aan wat je schreeuwt, aan hoe je kijkt, en hoe niemand naar je luisteren kan - omdat je het niet toe kan staan. Te ver weg. Te ver heen. De grootste pijn is wanneer ik me inleef. Wanneer ik jou probeer te zijn. Wanneer ik om me heen kijk vanuit jouw ogen... dát is niet te doen. Dát is wanneer ik breek. Ik kan veel hebben, ik kan buigen, echt, maar me voelen zoals jij, dat kan ik niet. Op te schrijven is het ook al niet. Lieve, líeve jij, wat ben je sterk. Het is dus maar dat ik aan je denk. Vurig. Woedend wensen, dat is wat ik doe voor jou. Ik kan mijn vuisten ballen tot mijn nagels in mijn handpalmen drukken, ik kan denken, hopen, bidden als ik vloek, wensen, schelden, maar ik weet het. Ik weet dat het niet aan mij is, maar aan de ellende van de tijd.

De tijd en ik, we hebben het niet zo op elkaar. Ik ben al vaker boos geweest op hem. De tijd laat dingen gebeuren die niet waar mogen zijn. De tijd haalt al het menselijke uit wat er is en wat er overblijft. De tijd die almaar zegt: dóórgaan, dóórgaan, terwijl je stoppen wilt, zo nu en dan. De tijd die je dwingt tot acceptatie, tot zijn tot wat er is, tot vergif, je reinste verdoemenis. De tijd die je dwingt te staan en blijven kijken -daarvan geniet!-, maar die je niets laat dóen. Dat heeft hij mij vaker geflikt. Nu ook weer, met jou. Je hebt geen idee hoe ik aan je denk. Hoe je door mijn hoofd schiet bij de dingen die ik doe. Hoe ik het ineens warm kan krijgen van de paniek die door mijn lichaam snelt, ineens: als ik het even niet meer weet. Hoe ik het vergeten was. Hoe ik hoop voor jou. Het vuur.

...

Ik heb geen idee of het is zoals het kan, zoals ik denk aan jou, want ik heb al lang geen jou aan jou en jij geen mij aan mij. Het is al lang geleden dat ik je zag. Ik zag je gaan. Wie je nu bent, dat weet ik niet, ik ken hem niet. Ik zie hem slechts, ik hoor hem aan, en ik hoor vooral veel óver hem. Dezelfde tijd, geschiedenis. Flarden van herinnering. En dan nu. Er is zoveel wat jou stukgemaakt heeft. Je bent kapot en voor wat het waard is: ik ook een beetje met je mee. Wél waar. De verhalen stapelen zich op. En weet je, nu ik niet naar je luisteren kan, niet naar jou, nu luister ik naar hen die verhalen over jou. Ze zijn niet om aan te horen, man. Ik wil ze de mond snoeren. Wat geef je ze veel stof, wat geef je ze veel stof.
Het is alsof ik samenzweer met de tijd als ik het zeg, het voelt als bedrog, verraad misschien, maar toch: hou vol, hou vol, hou vol. Vertrouw. Laat het gebeuren. Laat de tijd het met je doen. Ik zal naar je luisteren als het weer kan. Het moet weer komen, het zal. Ik heb een jou en ik heb jou. Mijn woede is een wens. Een wens van mij voor jou, een wens die branden zal.

...

zaterdag 12 december 2015

Cultuurshock

"Mevrouw, het is wel gek. Het voelt alsof de wereld ineens veel groter is." Hij propte de stapel boeken weer in zijn tas die hij eruit had gehaald om te vinden wat hij zocht: het boek waarvan hij wilde vragen of hij het op zijn leeslijst mocht zetten. "Ja...?" Ik ging op een tafeltje zitten. Achter zo'n zin leek me een verhaal te zitten. "Al die boeken, mevrouw, het zet me wel aan het denken..."

'Je kiest ook wel originele boeken,' zei ik, 'die niet iedereen op zijn lijst zet. Hoe kom je eigenlijk aan die boeken?' Intussen bladerde ik nog door het exemplaar dat hij me gegeven had om te beoordelen op geschiktheid voor de literatuurlijst. Ik snoof de muffe papiergeur op. "Uit de boekenkast van mijn vader," klonk het antwoord. "Ik hou van filosoferen, mevrouw." Het kwam er heel snel achteraan, alsof ik vooral niet in moest gaan op die boekenkast of zijn vader. Het gíng om het filosoferen. Ik moest lachen, deze jongen zat in de examenklas en zei tijdens de les nooit iets, zonder uitzondering. Ik hoorde nu pas voor het eerst goed hoe zijn stem klonk, terwijl ik hem al twee jaar op rij lesgaf.

Ik keek naar zijn gezicht terwijl hij praatte. Zijn baardgroei toonde de weg naar volwassenheid. De stoppels bedekten zijn gelaat. Ik constateerde dat hij er ouder uitzag dan hoe hij vorig jaar binnenkwam. Zijn ogen schoten van links naar rechts, gejaagd op zoek naar de juiste woorden die zich in zijn hoofd vormden, maar hij sprak rustig. "Ik vind het ook moeilijk om een duidelijke mening te hebben," zei hij, "er bestaat zoveel. Ik wil zoveel mogelijk kanten leren kennen. Zoveel mogelijk denkwijzes. Er bestaat ook niet echt één waarheid. Je kan uren begrijpend luisteren naar iemand, maar een paar uur later van alles ertegenin brengen. Misschien wíl ik ook niet één mening hebben." Ik werd schijnbaar willekeurig getrakteerd op deze overpeinzingen. "Weet u, ik luister wel eens gewoon een paar uur naar een uitzending van een filosoof. Dat vind ik geweldig," zei hij. Ik stelde me zijn overpeinzende gezicht voor terwijl hij met oordopjes in uren zat te luisteren. Ik stelde me voor hoe er in zijn brein allerlei radartjes aan het werk gingen en hoe bepaalde gebieden oplichtten. Levendig zag ik de hersenpan van deze jongen voor me.

"Maar het is ook wel lastig allemaal, mevrouw. Vanmiddag heb ik een gesprek met de decaan. Dat is dus tijdens uw les. Mag ik dan iets eerder weg?" Ik knikte en vroeg of hij het ging hebben over zijn studiekeuze na de havo.
"Ja, dat is het dus. Ik moet nu gaan kiezen wat ik hierna wil, maar ik heb zo'n moeite met keuzes maken. Ik weet het echt niet, mevrouw. Het is net als met die meningen waar ik het net over had. Hoe kun je nou één kiezen? Hoe kun je nou één mening hebben? Of één studie kiezen?" Hij keek op van zijn tas waar hij nog altijd in aan het rommelen was. "Ik heb ook nog nagedacht over wat u vorig jaar zei." Hij keek me nu aan. Ik was benieuwd waar ik het vorig jaar over had gehad. "Over generatie Y. En dat je aan de ene kant moet kiezen voor iets wat je léuk vindt, gewoon je interesses, je passie volgen en aan de andere kant dat je nu ook moet kijken naar het toekomstperspectief en of ergens werk in te vinden is. Dat dat twee tegenovergestelde denkrichtingen kunnen zijn. Dat zijn het ook echt in de maatschappij van nu, met de crisis en zo. U vertelde toen hoe u lerares bent geworden. We hadden toen dat artikel gelezen over generatie Y, met die documentaire." Blij verrast door de constatering dat er ten minste één leerling was die ook nog daadwerkelijk dingen onthield uit mijn lessen, luisterde ik verder. "Misschien wil ik helemaal nog niet kiezen. Zo ben ik ook op de havo gekomen, mevrouw. Op het vmbo wilden ze ook al dat ik koos. Daar dwingen ze je echt hoor. Ik moest me echt verdedigen als ik nog havo wilde doen. Ze willen je gewoon in een hoekje drukken en je moet aan het werk." Ik keek er blijkbaar ongelovig bij, want hij ging verder: "Ja, ze drillen je echt. En dan zijn er zo weinig keuzes. Ik ben echt veranderd op de havo, mevrouw. Het is hier zó anders."

'Wat is er dan zo anders?' vroeg ik. 'Wat heeft het met je gedaan?'
"Het is alsof ik uit de gevangenis ben gekomen," zei hij. Ik probeerde niet te lachen, want hij was bloedserieus in zijn vergelijking. "Ja," zei hij, "het is daar aan de andere kant (hij wees met zijn hoofd naar de overkant van de straat waar een schoolgebouw voor vmbo stond) echt een gevangenis." Ik keek naar het gebouw dat er zo van een afstandje vredig bij lag. Het schreeuwde mij toe: niets aan de hand hoor! "Er zijn daar iedere dag gevechten. En dan gaat iedereen er in zo'n kring omheen staan om aan te moedigen. Dat vinden ze gewoon leuk. Dat was niet zo mijn ding." Vechten leek me inderdaad niets voor hem. Eromheen staan al helemaal niet. "En die lessen zijn zo eenzijdig, alles is erop gericht om je een bepaalde richting in te duwen. Je moet aan het werk." De bel ging, ten teken dat de pauze was afgelopen. Ik wist dat mijn volgende klas ieder moment kon binnenstormen. Het leek alsof hij de bel niet hoorde, maar hij nam wel een adempauze. "De leraren doen er ook niks aan. Die worden daar ook geslagen. Ze zijn gewoon bang voor die leerlingen. Het is echt terreur. Een gevangenis. Een kleine wereld waar je niet uitkomt." 'En dan te bedenken dat jij alleen maar de straat bent overgestoken,' zei ik, terwijl ik van het tafeltje opsprong. De deur van het lokaal vloog open en de eerste leerlingen kwamen binnen. "Echt een cultuurshock," zei de jongen, "ik ben eruit gebroken en ik kan nu denken." In mijn hoofd klonk de begintune van Queens I want to break free. "Nou ja, tot vanmiddag, mevrouw!" en weg was hij.

Ik startte mijn volgende les met: "Ik had net een interessant gesprek, jongens. Wat vinden jullie..."