Hoe de tranen druppen
In de wijn
Langzaam verdwijnen
In het geheel
Alsof ze niet bestaan
Zo veel
Hoe het binnenste
Mengt
Met de wereld
En anders is
Dan pijn
De waan
Hoe dit allemaal
Kan
Dat snap ik niet
maandag 23 augustus 2010
zondag 22 augustus 2010
De verlate echo
Flits. Ineens zag ik haar. Ik zou haar elegante houding van duizend meter afstand kunnen herkennen, dus ik wist zeker dat ze het was. Zomaar ineens, tussen het winkelende publiek. Haar krullen hingen losjes over haar schouders, een beetje natgeregend en daardoor wat donkerder van kleur. Bijna bruin, maar het rood glanste er nog doorheen op de droogste stukjes. Smalle schouders in een lange bruine jas gestoken, een brede sjaal eromheen gedrapeerd, alsof het haar bescherming bood. Ze ging op haar hurken zitten voor een kledingrek, naar het leek om de juiste maat te zoeken. Ik slikte even. Babykleertjes. Ik bleef stil staan om haar te observeren terwijl haastige mensen mij van alle kanten passeerden en tegen me op botsten. Ik had het nauwelijks door. Af en toe werd mijn zicht belemmerd, maar ik bleef strak naar haar kijken en ik kon me niet bewegen.
Weemoedig dacht ik terug aan onze laatste ontmoeting. “Je redt het wel vanaf hier,” had ze glimlachend gezegd. “Onze tijd zit erop.” Zonder iets te zeggen had ik geknikt, ik wist dat ze gelijk had. Het had geen enkele zin tegen te sputteren, hoe graag ik ook wou dat ze nog een kaartje voor me schreef. De dop bleef op de pen. Geen sierlijke uithalen van haar hand die over het papier gleed. Niets.
Ze kneep haar ogen tot spleetjes alsof ze haar zicht scherp wilde stellen en tuurde naar me vanachter haar lange wimpers. “Weet je het zeker?” klonk het zacht. De echo was lang. Nee, natuurlijk wist ik het niet zeker. Ik wist niets zeker. Waarom vroeg ze dat? Het was gemeen.
Ik keek op en een paar glanzende bruine ogen troffen mijn blik. Verbeeldde ik het me nou of waren ze een beetje waterig? We bleven een tijdje zo zitten, alsof we wachtten tot de ander iets zinnigs zou zeggen ter afsluiting. Uiteindelijk kuchte ze en schoof haar stoel naar achteren. Terug in de realiteit. “Goed, dan eh.. wens ik je veel succes verder. Ik zal dit formulier doorsturen en…” de rest van haar zinnen ontgingen me. Voor ik het wist stond ik buiten. Alleen. Weg vertrouwde wekelijkse uurtjes. Nooit meer zou ze naar me luisteren. Toen ik thuiskwam, plofte ik op de bank en stond mezelf toe vijf minuutjes te huilen, geluidloos. Daarna was ik verder gegaan met mijn leven alsof ze nooit had bestaan.
En nu stond ze hier, zomaar midden in de stad, midden in een winkel. Inmiddels was ze weer overeind gekomen en de hoek omgelopen naar een ander rek. Ze leek in gedachten verzonken, niet op haar plek in deze winkel, maar desondanks geconcentreerd op hetgeen waar ze mee bezig was. Ze hield het lichtblauwe pakje dat ze in haar hand had een eindje van zich af en keek er keurend naar. Zou ik..? Nee, dat kon natuurlijk niet. Waarschijnlijk herkende ze me niet eens. Het was voor haar vast niets bijzonders geweest. Zulke persoonlijke gesprekken had ze met al haar cliënten. Dat was ik ook, niets meer en niets minder. Werk.
Ik gebood mezelf door te lopen en me niet zo aan te stellen. Waarom klopte mijn hart zo in mijn keel? Extra langzaam liep ik langs het gangpad waar zij stond. Als ze me dan zou zien, herkennen, en als we elkaar dan zouden spreken, dan had ik tenminste niet.. Dan zou het háár initiatief zijn…
---
Een eerder blog over haar: Semi Sierlijk
Weemoedig dacht ik terug aan onze laatste ontmoeting. “Je redt het wel vanaf hier,” had ze glimlachend gezegd. “Onze tijd zit erop.” Zonder iets te zeggen had ik geknikt, ik wist dat ze gelijk had. Het had geen enkele zin tegen te sputteren, hoe graag ik ook wou dat ze nog een kaartje voor me schreef. De dop bleef op de pen. Geen sierlijke uithalen van haar hand die over het papier gleed. Niets.
Ze kneep haar ogen tot spleetjes alsof ze haar zicht scherp wilde stellen en tuurde naar me vanachter haar lange wimpers. “Weet je het zeker?” klonk het zacht. De echo was lang. Nee, natuurlijk wist ik het niet zeker. Ik wist niets zeker. Waarom vroeg ze dat? Het was gemeen.
Ik keek op en een paar glanzende bruine ogen troffen mijn blik. Verbeeldde ik het me nou of waren ze een beetje waterig? We bleven een tijdje zo zitten, alsof we wachtten tot de ander iets zinnigs zou zeggen ter afsluiting. Uiteindelijk kuchte ze en schoof haar stoel naar achteren. Terug in de realiteit. “Goed, dan eh.. wens ik je veel succes verder. Ik zal dit formulier doorsturen en…” de rest van haar zinnen ontgingen me. Voor ik het wist stond ik buiten. Alleen. Weg vertrouwde wekelijkse uurtjes. Nooit meer zou ze naar me luisteren. Toen ik thuiskwam, plofte ik op de bank en stond mezelf toe vijf minuutjes te huilen, geluidloos. Daarna was ik verder gegaan met mijn leven alsof ze nooit had bestaan.
En nu stond ze hier, zomaar midden in de stad, midden in een winkel. Inmiddels was ze weer overeind gekomen en de hoek omgelopen naar een ander rek. Ze leek in gedachten verzonken, niet op haar plek in deze winkel, maar desondanks geconcentreerd op hetgeen waar ze mee bezig was. Ze hield het lichtblauwe pakje dat ze in haar hand had een eindje van zich af en keek er keurend naar. Zou ik..? Nee, dat kon natuurlijk niet. Waarschijnlijk herkende ze me niet eens. Het was voor haar vast niets bijzonders geweest. Zulke persoonlijke gesprekken had ze met al haar cliënten. Dat was ik ook, niets meer en niets minder. Werk.
Ik gebood mezelf door te lopen en me niet zo aan te stellen. Waarom klopte mijn hart zo in mijn keel? Extra langzaam liep ik langs het gangpad waar zij stond. Als ze me dan zou zien, herkennen, en als we elkaar dan zouden spreken, dan had ik tenminste niet.. Dan zou het háár initiatief zijn…
---
Een eerder blog over haar: Semi Sierlijk
donderdag 5 augustus 2010
De luchtbel
Hij leek perfect, die bel
Gaaf en rond en blij
Zo licht als glas en vrij
Bloemetjeszeepsop
Vanbinnen kon je mooi
Naar buiten kijken
Leek je hoog te zweven
Maar je kon er nét niet bij
En toen zei ‘ie boem!
Pats, daar stond je weer
Buiten en beneden
Vrij en heelmaal op
dat sop.
Gaaf en rond en blij
Zo licht als glas en vrij
Bloemetjeszeepsop
Vanbinnen kon je mooi
Naar buiten kijken
Leek je hoog te zweven
Maar je kon er nét niet bij
En toen zei ‘ie boem!
Pats, daar stond je weer
Buiten en beneden
Vrij en heelmaal op
dat sop.
Abonneren op:
Posts (Atom)