woensdag 18 juni 2014

Noodgewoon

Hij belde vanuit de drukte. De drukte die hij specificeerde. Hij belde haar nooit. Hij zou haar nooit zomaar bellen. Dat wist ze. Ze nam op, in haar rol. Haar rol die ze desondanks anders was gaan spelen, in de jaren. Ze was alert. Hij begon te praten, maar ze verstond er niets van. Hij kon haar ook niet verstaan. De ruis was tekenend voor hoe hun contact altijd geweest was, hun werelden te verschillend, te ver. De verbinding was slecht en de wind maakte zo'n herrie dat praten - nee luisteren - onmogelijk werd gemaakt.
Hij belde haar vanuit de drukte van de wind. Het was de enige manier waarop hij van zich kon laten horen, in een impuls. Het was ook de enige staat waarin hij zich bevond: in de drukte van de wind. Zijn hoofd. Zijn lijf dat zich geen raad wist, niet kon rennen, niet kon vluchten, alleen maar blijven staan. Staan waar iedereen moest wijken. Het moest luchtig blijven, het telefoongesprek. Dat was alles wat hij kende. Ze was zich bewust van de noodzaak. Het was wat zij ook gekend had. Ze deed of ze hem iedere dag sprak. Ze wist dat dat de enige manier was waarop hij los zou laten. Ze begon te praten over zichzelf. Ze sprak in de nonchalante woorden die hem eigen waren. Ze vloekte wat, ze schopte wat om zich heen. Ze paste zich gemakkelijk aan, maar ze was ook open. Over zichzelf. Voor hem.
Ze moest in geen geval ergens naar vragen, want anders had zij het gedaan. Zo was het altijd geweest. Toen ze zich teruggetrokken had, resoluut, had ze niet meer bestaan. Een last van zijn schouders, voor een tijdlang, voor een tijd waarin hij schelden kon en stáán, maar nu belde hij. Hij belde haar, omdat de verdwijning groter werd om hem heen en omdat zij niet verdwenen was. Soms schreeuwde ze door de wind en door de lucht, wanneer hij zijn handen voor zijn oren hield, maar haar wel zag. Blindheid kon hij niet veinzen. Ze zou blijven waar ze was. Omdat hij misschien toch wel eens nadacht over haar en over de wereld. Zijn wereld. Haar wereld. Hun wereld die ooit samen begonnen was, heel klein. Heel ver. Verleden.