zaterdag 29 maart 2014

Troebele waarheid

Ik denk dat ik geloof
dat ik doodga als ik sterf
van gebrek aan vertrouwen
gebrek aan minder dan genoeg

Ik denk dat ik geloof
dat wachten niet bestaat
het is een woord om te verhullen
wat je doet, zo nu en dan,
omdat het moet en nodig is
en niet altijd wat je wou
minder bestaat niet
het is altijd 'genoeg'
meer dan

Ik denk dat ik niet zonder
kan; de onzekerheid
die mij tot wanhoop drijft
waarachter ik mij verschuil
als ik niet meer weet
wat waarheid is
en wie ik ben

Ik denk dat ik geen plan had
voor de mysterieuze morgen,
als het zicht helder was
en de weg vrij
van wat dan ook
voor wat dan ook
In troebel water schuilen
de mooiste dingen veilig
zoals je mooi bent
als ik je zie
wanneer je niet
aan de oppervlakte bent
maar diep
Dan wacht ik niet
maar ben ik blij
dat ik vertrouw
in mij, mezelf
en altijd jou
eerder sterf ik niet

zaterdag 22 maart 2014

Typisch therapie

We gingen dus in therapie. Voor onze relatie en shit. We kregen algauw de bevestiging: hij was een echte man, ik een echte vrouw. In ons hele denken, doen en laten. Alle typeringen van mannen waar over hem, de typeringen van vrouwen waar over mij. Zelden zo passend. Ze kon dus lekker vanuit de theoretische boekjes werken met ons. Ik zag haar al in haar handjes wrijven. Makkie. En ze schijnt een goeie te zijn hoor, we hadden het heus wel eerder geprobeerd, maar háár moesten we hebben. Zij was de beste in haar vakgebied. Het viel dus wel mee met die goedheid en deskundigheid, zij was ook niets anders dan een typische therapeut. Daar zaten we dan dus typisch bij elkaar: de Man, de Vrouw en de Therapeut. Typisch schaaltje snoepjes ertussenin, typisch doosje tissues in de aanslag, typisch glaasje water/kopje thee, en boven haar hoofd prijkte dan typisch hét bord, waarop ze lekker schematisch haar typische theorie uiteen kon zetten en ons huiswerk kon noteren. Hilarisch, natuurlijk. Man man, wat een avontuur.

Enige uitzondering op de theorie was, zo merkte zij al gauw, dat wij heel ver gingen om elkaar te begrijpen. Verder dan een typische man of typische vrouw. Typisch gevalletje praktijk beats theorie. We konden oneindig veel begrip voor elkaar opbrengen - en begrepen elkaar dan ook écht. We rekten onze eigen mannelijke of vrouwelijke of menselijke grenzen zo ver op als we konden. Oké, en iets verder, anders zaten we hier niet. Extreem empathisch. Extreem onvoorwaardelijk. De hel. We waren allebei geneigd onszelf totaal te vergeten. Hoe meer we de ander begrepen, hoe minder we onszelf begrepen. We waren onszelf best wel eens kwijtgeraakt, ieder op onze eigen manier echt kwijt. De pest was, we vonden onszelf en elkaar wel weer, we leerden ervan en de ervaring namen we weer mee. Hoe veel ervaringen kan een mens aan?

Therapeut zei het maar ronduit: met alles wat wij meegemaakt hadden en meemaakten? De meeste stellen waren al lang uit elkaar. Er moest wel liefde zijn. Dat zag ze. Ze zag ook vechtlust. Oh ja: en we konden communiceren, iets wat therapeut ook weinig zo ontwikkeld zag als bij ons. Communicatie had ons gered, en humor, van de zwartgalligste zelfspotterige soort. Ik twijfel of zij die zelf wel begreep. En we kenden elkaar. We vertelden niets nieuws aan elkaar, terwijl we daar zaten. Zíj was degene die ons een interessant verhaal vond en die steeds onverwacht nieuws hoorde. Een interessante 'case'. Ze zat op het puntje van haar stoel en ze kon haar nieuwsgierige vragen niet bedwingen, ik zweer het, al probeerde ze het heel kalm te doen met die typische therapeutenarticulatie en die stiltes.
Soms probeerde ze nader tot ons te komen, door wat semi-eigen ervaringen te delen. Dan begon ze: "mijn man en ik..." Of: "wat ik wel eens heb met mijn man..." Dan wíst ik dat ik niet naar hem moest kijken, want we zouden smoren van het lachen. Wij betaalden haar voor óns verhaal, ik hoefde dat van haar niet te weten. Achteraf zei hij dan dat hij daar niet zo'n last van had. Dat hij dat wel een open manier van communiceren vond. Hij legde me dan uit dat zij ook maar een mens was, onder haar therapeutenmantel. Typisch man, om dan achteraf te doen alsof jij het heel zakelijk bekijkt en niet net als mij haar lekker uit wil lachen. Ze wilde gewoon nieuwe dingen van ons horen, ik had haar typische tactiekje wel door. Nieuwe dingen deelde ik wel met hém. Wij hadden elkaar dus niets nieuws te vertellen daar in die kamer. Het was aan háár om ons iets nieuws te vertellen.

Therapeut maakte meestal mee dat stellen elkaar wél nieuws vertelden. Stellen leerden elkaar in de therapiekamer, gestuurd door haar, beter kennen en daardoor werd er meer duidelijk en met die nieuwe inzichten kon ze ze dan verder helpen. (Legde ze ons allemaal uit, hè? Imagine!) De pest was, wij hadden een behoorlijk zelf- en 'anderinzicht'. Krampachtig bleven we gaan en hoop houden, want als we zelf alles al wisten, wat konden we dan nog?
Precies, op dezelfde voet verdergaan, maar dan: accepteren.

...

zaterdag 15 maart 2014

Zullen we?

Wijn smaakt alleen in een deftig glas, zo groot mogelijk. De glazen 'bekertjes' zijn voor in de kroeg, voor als je een paar slokken achter je kiezen moet hebben om de avond door te komen. Voor de grote slokken zonder smaak. Waar je de beat van de muziek moet voelen in elk deel van je lijf, om los te zijn en vrij. De deftige glazen zijn om te genieten, keurig, bah en fijn. Deftige glazen op de bank en schenk maar bij. Om met een rustig muziekje, heel klassiek, in andere ogen te kijken tot ze twinkelen. Ogen die twinkelen en gesprekken die vloeien, zoals wijn. Zo ben jij. Dat kunnen niet veel mensen: naar je kijken en je zien. Ik zag jou en jij zag mij. Zullen we samen bekertjes achterover slaan? Zullen we doen alsof we beter zijn? Zullen we de foutste kroeg ingaan? Zullen we dansen tot de maan? Zullen we pretenderen dat we muzikanten zijn en dure kleding dragen? Zullen we ze scheuren en ons misdragen? Zul je mij zien en laten zijn zoals ik doe? Zullen we doen alsof we elkaar begrijpen? Zullen we praktische bezwaren en wetten laten zijn voor wat ze zijn? Zullen we elkaar nog zien? Rustig aan het water zitten en knijpen in mijn zij. Praten over nu en over later, maar nooit meer over toen. Water en een kater, ik mis je en een zoen.

...


woensdag 12 maart 2014

Klantenservice

De grijze wolk.
Weemoed in de ochtend.
Dromen in de nacht.
Merries.
Zelfs mascara wijkt.
Nooit recht naar beneden.
Zwarte wangen.
Teugels los
Laat hangen.

Aan het loket geen hulp.
Gesloten wereld.
Regel maar online.
Klantenservice contact
Duizend euro
Harder, better, stronger
in de wacht
Confronterend contrast
Omdat wat overloopt
weg is voor de wereld
en dat is al wat is
dat telt.

Ter verificatie adres opgeven
weten waar je woont
en waar je bent en wie
Welk adres? Terug
in tijd en tigstrijd
Voorletter klopt voorlopig
Klink niet helder
hoor mezelf wel
heus wel, echt
neem maar op
Rechtsgeldig zal ik zijn,
slinkse sloerie
met je stomme stem

Prettige dag gewenst
kopstoot knikkebol
ik doe dit ook niet
voor m'n lol




zondag 9 maart 2014

Van de zeerste toren

Badend in bakstenen bloed
van overtollig ooglid
Een anagram

Dat is de setting
voor mijn hoofd
om uit te schreeuwen
en tegen de muur te
gooien schrapen met
de huid

In gruzelementen
zodat ik moet rapen
de delen van het lijf
dat het mijne poogt te zijn
Op mijn afzonderlijke tenen staan;
grootheidswaanzin
want ik ben maar klein

Dat is het doel
De pijnste grens zoeken
afleiding aftroggelen
voor zure zekerheid
gemengd met God
feilloos vloeken
van de zeerste toren
je zult het moeten horen

Het moet
Het moet
Het moet

zondag 2 maart 2014

Textuur

Hij wreef met twee vingers over de muur. "Textuurbehang!" zei hij, liefkozend bijna. Hij keek om zich heen terwijl hij met zijn vingers over het behang bleef gaan. Het werkte op mijn zenuwen. Het behang zag er geel uit van oud en rook. De textuur daarentegen was nog goed zichtbaar. De schrootjes in de rest van de woning gaven me een benauwd gevoel. Hadden de bewoners zichzelf in willen timmeren of was dit een hipheid van een paar eeuwen geleden? Met moeite duwde ik een raam open in het keukentje. Het stof vloog alle kanten op. "Dit raam kan wel honderd jaar gesloten zijn geweest," zei ik. Mijn stem klonk hol in dit huis. "Dan hoef je nog niet zo agressief aan dat raam te wrikken," zei hij. Hij wilde zeker liever dat ik zou stikken. "Stik erin," mompelde ik, zacht genoeg zodat hij het niet kon horen.
We liepen de houten trap op, waar de witte verf afbladderde, naar boven. De leuning trok ik bijna uit de muur. Een paar brokken kalk kletterden de treden af naar beneden. Het was een extreem lange trap. Achttien treden. Ik mompelde dat dat niet normaal was. "Moet je zien, dit is de master bedroom," hoorde ik vanachter een deur die openstond. Toen ik mijn hoofd voorzichtig de hoek om stak, liep hij me alweer voorbij de andere kamer in. "Doe nou eens rustig, zo kan ik toch niet kijken," liet ik weten. "Stel je niet aan," riep hij, "je moet ook eens iets de kans geven." Ik ging op de bovenste traptree overdreven zitten zuchten. Hij reageerde niet. "Als je maar weet dat jij geen schijn van kans maakt als je jezelf niet eerst volledig ontsmet straks!" riep ik, "met je textuurbehangetje!"

Schelpen op het pad

Ze werd op de grond gegooid, hardhandig, omdat ze niet meewerkte. Ze vleide zich niet neer. Zo was het niet. Ze ging niet netjes liggen. Zelfs niet omdat het moest. Gelukkig lag er vloerbedekking. Gelukkig waren er al duizenden vieze voetstappen overheen gegaan, voordat zij daar lag. Gelukkig was zíj het niet, die dit tot een vuile plek maakte. Het was geen zachte vloerbedekking die draaglijk maakte, desondanks. Het was van dat harde, platgetrapte niets. Een kleur kon je er niet eens van maken. Ze snapte niet waarom het op de grond moest, maar verder kregen ze haar niet. Ze kon haar botten voelen, tegen die grond. Ze had geen lichaam meer, geen lichaam dat haar beschermen zou. Ze voelde alleen de koude grond die hard was. Ze zag dit alles van boven gebeuren, toen ze eenmaal lag. Daarvoor had ze nog gevochten wat ze kon. Daarvoor was ze er nog. Omhoog naar de deurklink had ze gegrepen, om te ontsnappen, maar aan haar arm werd ze teruggetrokken. Haar arm was rood van het knijpen. Toen keek ze naar zichzelf. Ze keek terwijl ze tegelijkertijd de druk op haar dijbenen voelde. En haar knieën. De druk die haar benen uit elkaar hield en tegen de grond duwde. Verder zag ze geen mens en geen gezicht terwijl ze wist dat ze er waren. Twee grote mensen. Ze zag de achterkant van een hoofd en de handen, de handen die haar vasthielden. Ze zag wel haar eigen hoofd, dat heen en weer schudde op de grond, en niet stil bleef liggen. Van links naar rechts ging het, en weer terug, alsmaar. Haar haar zat in de war. Steeds meer los, door haar driftige bewegingen met het hoofd. Ze schreeuwde en ze krijste. Dat hoorde ze niet in haar hoofd, maar ze zag het wel. De rest van de kamer zag ze ook, het interieur zou ze heel nauwkeurig kunnen beschrijven, net als de ruimte die eraan grensde, en die daarnaast, en daarbuiten. De route ernaartoe. Hoe de schelpen op het schelpenpad kraakten onder haar voeten, en hoe tergend lang het duurde, de korte afstand. En achteraf was het altijd net of het niet gebeurd was, of ze het verzonnen had, omdat het niet kon zijn. Niet waar, niet echt. Geen pijn.