dinsdag 5 juli 2011

De borrel

“Heb je zin om hierna nog een borrel te drinken?” Een borrel, zei ze. Het was een woord dat ik nooit zou gebruiken, maar er borrelde wel van alles bij me naar boven. Zoals ze dat vroeg. “Of drink je niet?” Ze keek naar me terwijl ze half in de schaduw en half in de zon stond. Ik kon haar gezicht niet goed zien. “Jawel,” haastte ik me te zeggen, “laat me je favoriete drankje maar proeven.” Haar ogen zag ik niet, maar haar mond lachte. “Doen we!” riep ze terwijl ze begon te rennen. “Wie het hardst kan!” schreeuwde ze naar achteren. Ze kwam moeizaam vooruit in het mulle zand.

Toen we even later neerploften, buiten adem, speelde ze met een schelp in het zand. Ze maakte figuurtjes. Ik keek naar het water, verderop. Ik kneep mijn ogen samen om mijn zicht scherper te stellen, terwijl ik de zon voelde branden op mijn huid. Ineens keek ze abrupt op, ze streek haar haar uit haar gezicht terwijl het steeds bleef terugwaaien. “Je kunt altijd de nooduitgang nemen, dat weet je toch?” Ik knikte, terwijl ik ook een schelp pakte en haar figuurtjes aanvulde. Ze keek wat ik maakte. “Jij ook.” Ze draaide zich even om om haar haar de juiste kant op te laten waaien, uit haar gezicht. “Ik blijf veel te graag zitten,” zei ze, “om te kijken wat het wordt.” Haar blik was op onze schelpenkunst gericht. Het geheel van in elkaar overvloeiende lijnen was nog net te zien, voor er een klein jongetje voorbij kwam drentelen, en met zijn voetjes het zand verplaatste.

“Wat mag het worden, dames?” De man die ons kwam bedienen, keek naar zijn blocnote. Hij had het op zijn dienblad liggen, met een pen in de aanslag om onze borrel te noteren. Ik was benieuwd wat ze zou zeggen.

5 opmerkingen: