vrijdag 4 januari 2013

De jas

Ik zag een jas
Maar het was een man
Mijn man

In de keuken
Met zijn rug naar mij
Het hoofd naar beneden
Het leek een schim, een geest
Een staande dood
In de nacht
En in zijn winterjas

Hij bewoog
Draaide zich
En sprak tot mij

Ik viel hem in de armen
Van schrik en boos
En hij zei:
“Ik ben terug,
voorgoed.”

Waarom ging zijn jas niet uit?
De dreiging bleef.
En steeg.

6 opmerkingen: