Vrijdagavond. Half acht. Het weekend staat voor de deur. De paar happen die ze het halve uur daarvoor door haar keel had weten te krijgen waren niet echt een maaltijd te noemen. Een glas rode wijn staart haar aan vanaf de grote donkere houten tafel voor haar. ‘Drink mij,’ schreeuwt het haar toe. Ze wrijft met haar vingers over haar slapen om de opkomende hoofdpijn te onderdrukken. Ze kan het nog steeds niet geloven. Hoe kan alles in zo’n korte tijd veranderd zijn? Vanmorgen ging ze nog naar haar werk als iedere andere dag en was er niets aan de hand. Waar was het gebeurd? Waarom? En wat?
De bel verstoort de stilte in het hoge huis. Een paar keer kort achter elkaar dringt het doffe geluid de keuken binnen. Ze zucht. Waarom nu? Ze neemt een grote slok van haar wijn en schuift dan haar stoel achteruit om naar de gang te sjokken. De deur kraakt een beetje als ze hem opent om te kijken wie haar op dit moment komt lastigvallen. "Ha Desiree, liefje, moet je horen, ik was in de buurt en wilde het je gelijk vertellen. We gaan op vakantie, je vader en ik. Vanmiddag geboekt. Ja even ertussenuit, enig niet? Kunnen we wel gebruiken na alle drukte van de afgelopen tijd. Denk je ook niet dat het ons goed zal doen? Je vader is zo vermoeid de laatste tijd. Kun jij dan alsjeblieft op Jochem passen?" Haar moeder duwt de deur open en stapt de drempel over. Voor Desiree het weet staat ze midden in de kamer te ratelen over de naderende reis. Haar enige zorg is Jochem nog, de oude labrador.
Na een dik uur valt de voordeur weer in het slot. Desiree ploft op de bank. Ze bekijkt haar moeder ineens met heel andere ogen. Had ze net zo spontaan als dat ze vanavond besloot bij haar binnen te stappen destijds besloten haar mond te houden tijdens de zwangerschap? Was ze net zo enthousiast verder gegaan met haar bezigheden? Of was die vreemde man vanmiddag gewoon een leugenaar? Maar waarom zou iemand zoiets verzinnen?
Vandaag was er een jonge man naar haar toegekomen in het ziekenhuis met de mededeling dat hij haar broer zou zijn. Zijn vader had het niet durven zeggen, zo vertelde hij, maar hij kon het zelf niet langer voor zich houden en vond dat zij het moest weten. Hij had het er zomaar uitgegooid. Voor ze het wist waren alle zekerheden in haar leven onder haar vandaan geschopt. Hij wist het zelf ook nog niet zo lang, verontschuldigde hij zich.
Ze haalt een verkreukeld briefje uit haar broekzak en staart ernaar. Willem Goedenaar en een telefoonnummer. "Bel me maar," had hij gezegd voor hij wegliep en haar het briefje toestopte. Hij had haar nauwelijks durven aankijken. Ze bekijkt het handschrift. Hoekig, kordaat. Haastig ook. Ze stopt het briefje terug en besluit er verder geen aandacht meer aan te besteden. Morgen is alles weer gewoon, stelt ze zichzelf gerust als ze het bad laat vollopen.
Dit vraagt toch echt om een vervolg!
BeantwoordenVerwijderenNee, er zijn geen zekerheden meer in het leven... of toch weinig. Mooi schrijven dat inderdaad om een vervolg vraagt @->--
BeantwoordenVerwijderen