donderdag 21 februari 2013

De trui

Hij groette haar enthousiast. Toen ze hem zag, kreeg ze de neiging om hem te omhelzen. Dat de werkelijkheid niet eens in de buurt van een aanraking kwam, maakte niet uit. Ze voelde zich door hem gesteund en dat begon al bij de begroeting. Het was één van de eerste koude dagen en ze zag hem voor het eerst in een trui waar hij anders altijd overhemden droeg. Ze schrok van de uitwerking die de trui op haar had. Het informele gehalte. Zijn hoofd boven de stof leek ineens stukken zachter, vriendelijker. Zijn haar zag er soepel uit alsof het net gewassen was. Ze dacht dat het wel statisch zou worden als hij zijn trui uit zou trekken. Hij glimlachte, zijn ogen leken helderder blauw dan ze ooit had opgemerkt en hij praatte maar door. Hij bleef praten omdat hij wist dat ze een stilte nu niet kon verdragen. Ze zag hem zijn best doen. Hij had het nergens over, maar hij stelde haar op haar gemak. Het liefst wilde ze hem dat laten weten, maar dat lukte niet. Er kwam niets uit haar mond. Soms probeerde hij wat minder over niets te praten en wat meer over wat ertoe deed, maar zodra hij haar ogen zag, had hij het begrepen. Hij moest lachen om haar stelligheid en haar onbeholpenheid. Haar stelligheid dat er niets aan de hand was, terwijl hij zag dat ze uit evenwicht was. Haar onbeholpenheid om daar vervolgens niets over te kunnen zeggen. De ontkenning die de bevestiging in zich had. Hij vroeg wat haar nou zo raakte. Hij vroeg hoe het kwam. Hij leek oprecht geïnteresseerd. Het verwarde haar. Ze zou hem alleen al antwoord willen geven omdat hij was zoals hij was, maar ze zei niets. Ze haalde haar schouders op. Het was de vriendelijkheid die haar raakte. De vriendelijkheid, en niets dan dat. Op zachte toon sprak hij verder, alleen tegen haar. Hij mocht alles zeggen. Het was gepermitteerd. Ze had toestemming gegeven.
Ze hoopte dat hij de volgende keer zijn overhemd weer droeg. 

3 opmerkingen: