“Ik hoor het aan je,” zei hij, “je praat
veel harder dan vroeger. Niet zo voorzichtig meer, alsof je kan breken bij het
horen van je eigen stemgeluid. Je klonk altijd verontschuldigend.” Hij klonk niet beschuldigend. Zij moest
lachen. “Het komt door de omgeving,” zei ze. “Die is zo hard dat ik wel moet.
Ik moet schreeuwen om verstaanbaar te blijven. Je wil zeker zeggen dat ik
fragiel was?” Ze riep haar woorden nu expres tegen de wind in. Hij lachte. Hij
lachte om haar bescheidenheid die vals was, maar van de oprechtste soort. Ze
speelde met haar eigenschappen, maar hij hoorde de omgeving niet. De omgeving
was niet hard. Zij was het. Zij was zo duidelijk aanwezig dat alles om haar
heen verstomde, hoewel de wind alleen haar omver kon blazen. Iets kleins kon
genoeg zijn om haar van de wereld te blazen. Daar had hij ooit één glimp van
opgevangen. Niets was er van haar over. Achter iets kleins ging altijd iets
groots schuil. Sindsdien zag hij haar overal. En ze was hard, hard in al haar
verschijningsvormen, behalve in het echt. Nu zag hij haar steeds vaker terug
zoals hij haar kende. Hij hield van haar zoals zij zich aan haar omgeving
aanpaste als water. Hij hield van haar ongrijpbare aard. Zijn handen waren
leeg.
“Ik hoor aan jou dat je veranderd bent.” Hij zei het nog een
keer, om haar te laten horen wat hij zei. “Verandering bestaat niet,” zei ze. “Dat
is alsof er goed en kwaad bestaat en alsof je van het één naar het ander kan
gaan. Of van jong naar oud. Tegenstellingen zijn de grootste onzin ooit bedacht
en van een naam voorzien.” Ze bleven even stil staan, om zich van hun plaats te
verzekeren. “Ik blijf altijd wie ik ben, ik kies alleen steeds een ander,”
besloot ze. Hij duwde haar vooruit terwijl hij het zei: “Ik hoor je.” En nog
een keer, zachter: “Ik hoor je.” Dat wist ze en daarom durfde ze. In haar hoofd
repeteerde ze alles eerst voor hem. Hij was haar onzichtbare zeil in de wind. “Als
je stopt met praten, gaat het in mijn hoofd nog door,” zei hij, “de
woordenstroom gaat verder in mijn hoofd, tot hij wegebt omdat ik er te lang
naar heb geluisterd en niet meer weet hoe het begon.” Ze verklaarde hem voor gek dat hij naar haar luisterde.
Er was niets wezenlijks dat zij te melden had. Ze snapte wel waarom hij altijd
zo laat reageerde. In zijn hoofd was het nog niet stil. Zijn hart was vol. Ze
priemde met een vinger in zijn borst. “Ik prik een gaatje in je hart.” Ze kon
hem vangen en bevrijden.
...
...
Alles en iedereen veranderd...constant.
BeantwoordenVerwijderenAlleen waar te nemen als je af en toe over je schouder kijkt...
Simpel Alleen Rijk In Ontwikkeling