zaterdag 5 mei 2012

Het telefoontje

Hij kijkt naar zijn vader, de donkere borstelige wenkbrauwen boven de ogen. Blauwe ogen, dat weet hij, maar nu zijn ze ver weg, gesloten. Hij volgt de rimpels over het gezicht tot aan de ingevallen wangen. De huid lijkt grauw en donker en steekt af tegen het hagelwitte kussen. Al weken lag zijn vader nu zo in het witte stalen bed, beneden in de kamer, bij het raam dat uitkijkt op de achtertuin. Het kon nog wel maanden duren, zeiden de artsen. Maar voor hetzelfde geld was het een kwestie van dagen. Eigenlijk wisten ze niets, behalve dat het niet beter zou worden. Uitbehandeld.

Willem zucht en zijn blik verschuift naar het raam, naar buiten. De sneeuw is verdwenen, op een paar kleine restjes na. Er trippelen een paar musjes door het gras. De kou lijkt ze niet te deren. Willem volgt hun bewegingen. Zouden ze familie zijn? Of gewoon vogelvriendjes? Misschien waren ze elkaar tegengekomen tijdens het fladderen. Of in een boom, aan de andere kant van een tak. Misschien hadden ze toen wel besloten samen verder de tuinen te doorzoeken naar voedsel. Samen is leuker dan alleen. Maar misschien hadden ze wel samen in een nest gezeten. Willem vindt het drietal in zijn tuin hoe dan ook op elkaar lijken. Hij luistert naar de rustige ademhaling van zijn vader. Hij wil hem nog niet missen. Hij kent zijn vader nog helemaal niet. Niet zoals hij dacht.

Plotseling vliegen de musjes op. Het hekje achter in de tuin gaat open en hij ziet Marije verschijnen, zijn vrouw. Ze houdt het hekje open en daar komt Anne aangedribbeld, hun kleine meisje. Handschoentjes bungelen aan touwtjes uit de mouwen van haar jas en ze schudt er wild mee heen en weer. De grootste lol heeft ze erin. Hij glimlacht en steekt zijn hand op als Marije hem voor het raam ziet staan.

Bijna twee weken geleden is het nu al. Het was aan het eind van de middag. Schemerig. Zijn vader had hem met zijn hese stem bij zich geroepen, meer slapend dan wakker. "Mijn meisje, mijn meisje, mijn kleine meisje," had hij maar herhaald. Zijn ogen waren groot en keken vragend, smekend bijna. Angstig ook. Willem had Anne op de bedrand getild, maar zijn vader had weemoedig het hoofd geschud. Zijn blik veranderde in een trieste. De ogen vochtig. "Mijn meisje, waar is ze?"

Marije steekt haar hoofd om de hoek van de deur, knikt in de richting van het bed en vraagt fluisterend of vader slaapt. Willem knikt en loopt met haar mee naar de andere kamer. "Pappa!" roept Anne als ze haar vader ziet verschijnen. Willem tilt haar de lucht in en draait een rondje. "Hoe was het met de eendjes?" probeert hij haar een reactie te ontlokken. "Eend!" kraait Anne. "En wat zeiden de eendjes?" vraagt Marije. Ze kijkt haar dochter bemoedigend aan, maar deze roept nogmaals "Eend!" "Kwak, kwak!" doet Marije. "Wak!" doet het meisje haar na.

Het gekwaak gaat over in het geluid van de rinkelende telefoon. Willem zet zijn dochter aan de grond als hij opneemt: "Willem Goedenaar." Het blijft even stil aan de andere kant van de lijn. "Hallo?" probeert Willem. Gekraak. "Ja uh.. hallo. Met Desiree de Waard. U eh.. ik weet eigenlijk niet waarom ik u bel.." Willem is meteen alert als hij haar naam hoort. "Zeg maar je, ik ben Willem. Sorry, ik begrijp dat ik je nogal overviel laatst. Wil je praten?" Nu wordt er wel snel gereageerd. Ze klinkt kwaad: "Waarom heeft u mij vrijdag opgezocht? Hoe weet u wie ik ben?" "Laten we ergens afspreken," probeert Willem en hij werpt een blik van verstandhouding met zijn vrouw. Het moment was gekomen.

Als Willem even later naar het bed in de kamer loopt, ziet hij dat zijn vader zijn ogen wijdopen heeft. Het blauw kijkt hem aan, stralend bijna, alsof hij het weet. Hij weet het en hij wacht.

2 opmerkingen:

  1. Aha... het verhaal van gisteren wordt al een heel stuk duidelijker met deze voorloper eigenlijk. De roep om een vervolg blijft dus onverminderd... aja, een mens wil toch weten hoe het afloopt niet waar ;-)

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Ik blijf lezen! Kom maar op met deel 3!

    BeantwoordenVerwijderen