Ik weet nog dat ik van mijn oma zes zogeheten longdrinkglazen kreeg toen ik -vers van de middelbare school- op kamers ging. Ze had ze al een tijd in de kast liggen, zo verontschuldigde ze zich, maar ze zaten nog in de verpakking. Dit zei ze erbij om mij ervan te overtuigen dat ze nieuw waren en echt voor mij bestemd. Het klopte. De zes glazen zaten keurig op een rijtje tegen een karton gedrukt, met wat doorzichtig plastic eromheen gedrapeerd. Ik mocht ook nog wat bestek uitzoeken in haar reserve-la, als ik dit dan maar aan niemand vertelde, want ze kon niet aan iedereen bestek uit gaan delen. Nee, uiteraard. Het pact was gesloten.
De overhandiging van keukengerei vond plaats in de donkerbruine keuken van mijn oma, net nadat ik er de afwas had gedaan met mijn moeder. Het was zomer en we logeerden een nachtje op de boerderij, opa was kort daarvoor overleden en oma kon wel wat gezelschap gebruiken. Vrouwentafereeltje. Drie generaties. Bij mijn moeder kwamen de verhalen los over het keukengerei dat zíj toen ze destijds uit het ouderlijk huis vertrok had meegekregen. Weemoed en melancholie vierden hoogtij, om het gemis van wat er niet meer was, de heimwee naar toen, naast de spanning van het nieuwe avontuur dat op het punt stond zich te voltrekken, het leven dat verder ging.
Nu is het treurige, dat er van de zes longdrinkglazen (die overigens prachtig waren, beschilderd met bloemvormen tot de helft – tot iets daarboven schenk ik altijd het drinken – dat lijkt het mooist) nog maar drie over zijn. Eigenlijk twee. Ik ontdekte vandaag een gevaarlijke barst in nummer drie waardoor ik genoodzaakt ben deze weg te gooien. En dat vind ik jammer. Het geeft me een tijdsbesef. Niets blijft zoals het was. Of zoals het is. Sommige dingen gaan zelfs onmerkbaar voorbij. Want waar de overige drie glazen zijn gebleven, ik weet het niet…
die ander twee maar niet meer gebruiken, lijkt me.
BeantwoordenVerwijderen