maandag 3 januari 2011

Het schouwspel

Onmiskenbaar sloop ze zijn leven in. Alles met voorbedachten rade. Zonder dat ze het zelf wist. Zo was ze. Ze speelde de onschuld en het liefje en het zielige meisje. En dat was ze. Ze manipuleerde waar ze maar kon. Zoals het haar uitkwam. Zo zou haar leven zijn. Zo zou ze hem tot de hare maken. Daarbij zou ze niets of niemand ontzien.
Hij trapte erin, natuurlijk. Dat stond al lang vast. Weerstand bieden zou hij niet. Meebuigen was wat hij kon en zo ver zou hij gaan. De rest vergetend. Op het eind zou hij breken en zij daarbij. Ze zou hem lijmen en samen zouden ze plakken.
Kleverig en slijmerig was haar spel, in alle openbaarheid. De slierten liet ze overal achter en hij ruimde ze niet op. Hij ruimde nooit op. Hij liet ze enkel drogen. Hangen. Drogen tot ze niet meer weg te krassen waren. Totdat iedereen zou zien. Dan zou ze haar zin hebben. Dan zou ze er voor altijd zijn.
Ze had hem getekend. Met zijn omgeving erbij. En stiekem was hij blij. Want zonder slierten kon hij niet. Hij moest zich kunnen vergrijpen aan de dingen, de dingen die het lot voor hem bepaald hadden, de dingen waar hij niet voor koos. Zodat hij kon verdrinken en verzuipen.
Zij zou wel verdergaan met leven. Zij dacht alleen aan zelf. Claimde hem van tijd tot tijd, maar had geen idee. Geen idee dat hij alleen maar boog en altijd voor haar loog.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten